![]() |
|
||||||
|
|
18de eeuws beiaardmanuscript |
||
Inleiding Een van de glorieuze bladzijden uit de Vlaamse cultuurgeschiedenis is zonder twijfel de beiaardcultuur van de 17de eeuw 18de eeuw. In die tijd was de atmosfeer in onze steden en abdijen doordrenkt van klokkenmuziek. Sommige steden hadden vijf of meer beiaarden en gezien het grote aantal feestdagen werden veel van die instrumenten haast dagelijks bespeeld. En als de beiaardiers niet in actie kwamen, kleurden de automatische speelwerken de tijd in op een muzikale manier, dag en nacht. Van die gouden tijd zijn niet veel materiële restanten
bewaard gebleven. Vlaanderen telt vandaag nog slechts vijftien beiaarden
die ouder zijn dan de twintigste eeuw. En beiaardmuziek uit die tijd is
een hoogst zeldzaam goed. Dat is ook niet verwonderlijk, want beiaardmuziek
werd vroeger nooit gepubliceerd. Beiaardiers improviseerden op bestaande
melodieën of schreven hun arrangementen neer voor eigen gebruik. Enkele
beiaardiers deponeerden hun versteekmuziek plichtsbewust in het stadsarchief.
Zo zijn de versteekboeken van Theodoor de Sany en Philippus Wyckaert bewaard
gebleven. De beiaardhandschriften van de K.U. Leuven De meeste gespeelde 18de-eeuwse beiaardmuziek waren de
elf preludia van Matthias Vanden Gheyn, die helaas overgeleverd waren
in een slordige 19de-eeuwse kopie, waarover straks meer. Speurtochten
naar de authentieke Vanden Gheyn-partituur liepen steevast op niets uit.
Leuvens Beiaardhandschrift I Het Leuvens Beiaardhandschift I (Universiteitsarchief
P 195-30) dateert van 1755-1756 en werd deels samengesteld door J.F. le
Tiege, vermoedelijk in opdracht of onder supervisie van Matthias Vanden
Gheyn. Het telt 100 pagina's met 151 nummers. Het handschrift bevat menuetten,
marsen, kerstliederen, bewerkingen van viool- en klavecimbelmuziek (o.m.
van François Couperin) en Leuvense gelegenheidsmuziek, onder meer naar
aanleiding van de jaarlijkse primusvieringen, de aanleg van de Leuvense
Vaart en de benoeming van een nieuwe abt in de abdij van 't Park (Heverlee).
Globaal genomen zijn de harmonisaties van dansen en liedjes in het Leuvense
Beiaardhandschrift I van betere kwaliteit dan die van Joannes De Gruytters.
Leuvens Beiaardhandschrift II Het Leuvens Beiaardhandschrift II (Universiteitsarchief
P 195-31) werd vermoedelijk eveneens geschreven rond 1755 en bevat 60
pagina's, waarvan 32 pagina's beiaardmuziek en 28 pagina's klavecimbelmuziek.
De 32 pagina's beiaardmuziek bevatten 41 nummers, waarvan er 36 ook voorkomen
in het Leuvens Beiaardhandschrift I. De 5 nummers die niet in het Leuvense
Beiaardhandschrift I voorkomen werden ook opgenomen in de uitgave van
de Universitaire Pers Leuven. Beiaardpreludia Vanden Gheyn Eigenaardig genoeg bleven de jaren nadien af en toe delen
uit de nalatenschap van de familie Van Elewyck op de K.U. Leuven toekomen.
In april 1995 kreeg professor Jan Roegiers, hoofdarchivaris van de K.U.
Leuven, een telefoontje van de heer Adams uit Berlare met de mededeling
dat hij een aantal manuscripten die hij enige jaren voordien had gekocht,
aanbood aan de universiteit. Op 19 april werden de collectie aangekocht.
Hiertussen bevond zich ook het auteursexemplaar van de beiaardmuziek van
Matthias Vanden Gheyn. Tot dan toe maakten de beiaardiers gebruik van
de enige bron, een kopie die in 1862 werd vervaardigd in opdracht van
Xavier Van Elewyck en die wordt bewaard in de bibliotheek van het Koninklijk
Muziekconservatorium van Brussel. Die kopie gaat echter niet rechtstreeks
terug op het oorspronkelijk handschrift van Vanden Gheyn, maar op een
laat-18de-eeuwse kopie die vermoedelijk veel onnauwkeurigheden bevatte.
De kopie van 1862 was dus duidelijk corrupt en in de speeluitgaven van
Staf Nees (Mechelen), Leen 't Hart (Delft), Ronald Barnes (Lawrence, Kansas,
1962 ; uitgave GCNA) en Albert Gerken (Lawrence, Kansas, 1987; uitgave
ACME), werden dan ook pogingen gedaan om de tekst te "verbeteren". Beiaardhandschrift De Prins Maar nog is het verhaal van de Leuvense beiaardmuziek
niet afgelopen. Want vorige jaar verwierf het Leuvense universiteitsarchief
een mooi nakomertje uit de Van Elewyck-erfenis: het beiaardhandschrift
van Frans De Prins (noot 1). Wie was Frans De Prins? Op het schutblad vooraan staat, verschillende keren zelfs,
de naam De Prins en het jaartal 1780. Achteraan: 'Ex libris D.D. De Prins
1781 Lovaniensis - Frans De Prins 1781'. Deze Frans mag vereenzelvigd
worden met Franciscus - voluit Franciscus Martinus Josephus - De Prins
of Deprins (1746-1815), oudste kind van Petrus De Prins († 1790), die
in 1743 huwde met Joanna Catharina Len[t]s/Lins († 1788). Na hem kwamen
in dit gezin nog Joannes Baptista (° 1748), Maria (°1750), Maria Catharina
(° 1753) en Petrus (° 1758) ter wereld. Een familie van musici Een jongere broer van Franciscus, Joannes-Baptista (1758-1847), en diens zoon Pierre waren als organist verbonden aan de Sint-Michielskerk en de Sint-Pieterskerk. De zoon en kleinzoon van voornoemde Pierre, Gerard en Désiré, waren stadsbeiaardier van Leuven (Huybens 1990, p. 27). Gerard was tevens organist van de Sint-Geertruikerk (van 1823 tot 1856) en de Sint-Pieterskerk (tot 1886). Prosper De Prins, een andere zoon van Gerard, was organist van de O.-L.-Vrouw-ter-Predikherenkerk (Van Elewyck 1862, p. 50). De Leuvense familie De Prins vormde dus een stevige dynastie van organisten en beiaardiers. Voegen we er nog aan toe dat al in 1729 ene Petrus De Prins optrad als peter van een lid van de Leuvense muzikantenfamilie Di Martinelli (Huybens 2000, p. 104). Een reconstructie van de De Prins-dynastie is in voorbereiding. Opvolgers van Franciscus de Prins De opvolgers van Franciscus als beiaardier van de Sint-Geertruikerk waren achtereenvolgens: Maurits Vranckx, Gerard en Désiré De Prins, Edmond Hendrickx (van 1870 tot 1893), Jules Vandeplas (vanaf 1893), die van 1887 tot 1914 ook stadsbeiaardier van Leuven was (Huybens 1990, 27) en Renaat Vansteenwegen. De huidige titularis is Marc Van Eyck. Een eerste blik op het handschrift Het handschrift is een oblong (29 x 22,6 cm) en bevat 102 pagina's. Dat het uit de nalatenschap van Xavier Van Elewyck komt, blijkt onder meer uit een notitie van zijn hand op de achterkant van de kaft: 'Airs populaires pour carillon rassemblés pour le comte de Flandre par le chevalier Xavier Van Elewyck.' Een haast identieke vermelding staat op het voorkaft van het eerste Leuvens beiaardhandschrift. De toenmalige graaf van Vlaanderen was Filips Eugenius (1837-1905), de jongere broer van Leopold II. Beiaardarrangementen Van de 221 stukken in het handschrift zijn er 55 klaarblijkelijk
bewerkt voor beiaard. Dat kan onder meer worden afgeleid uit de toonomvang
van de begeleiding, die overeenkomt met de courante dispositie van het
18de-eeuwse beiaardpedaal (c - d1) (noot 2). In principe is een pedaalpartij
die speelbaar is op beiaard nog geen bewijs dat de stukken in kwestie
inderdaad voor beiaard bedoeld zijn. Maar de waarschijnlijkheid wordt
zekerheid indien we zien dat in een 25-tal stukken de pedaalpartij opwaartse
sprongen of ongewone cadensen vertoont om de lage b of a te vermijden.
Ook zien we in enkele stukken het omgekeerde, namelijk een sprong naar
omlaag om e1 te vermijden (bv. in de giga nr. 212). Klavierstukken Naast de 55 beiaardnummers bevat het boek 94 stukken met een begeleiding die de omvang van het beiaardpedaal overstijgen en die daarom best worden getypeerd als muziek voor klavier (klavecimbel, pianoforte …). Net zoals in de beiaardarrangementen is in de klavierstukken tweestemmigheid de regel. Akkoorden of tweeklanken zijn zeldzaam. De rechterhand van de klavierstukken is nauwelijks complexer dan de manuaalpartij van de beiaardarrangementen. De linkerhand van de klavierstukken is meestal ook eenvoudig, maar soms wat gevulder dan de pedaalpartijen van de beiaardarrangementen. De ambitus van de klavierstukken blijft ook haast altijd binnen de toonomvang van de Sint-Geertruibeiaard. De meeste van deze werkjes kunnen zonder veel aanpassingen worden gespeeld op beiaard en wellicht heeft De Prins dat ook gedaan. Het gebeurde wel vaker dat eenzelfde handschrift muziek bevatte voor verschillende instrumenten (bv. Leuvens Beiaardhandschrift 2). Veel van de 18de-eeuwse muziek was als het ware passe-partoutmuziek die op verschillende muzikale media kon gespeeld worden. Melodieën zonder bas Tenslotte bevat het handschrift 72 melodieën zonder begeleiding. Dat kwam blijkbaar vaker voor in laat-18de-eeuwse beiaardhandschriften. Ook in het beiaardboek van Saint-Omer (1780-1785) ontbreekt vaak de baslijn. Een ietwat afwijkend procédé vinden we in de Delftse beiaardboekjes van Berghuys, waarin de bas enkel is aangegeven door notenbenamingen. Wellicht gebruikte De Prins deze melodieën als basis voor vrije improvisaties en voegde hij er de baslijn tijdens het spelen aan toe. Aard van het repertoire De stukken in het De Prins-handschrift zijn ontleend
aan het klavecimbel-, dans- en volksmuziekrepertoire uit de 18de eeuw.
Ongeveer de helft van de 221 stukken draagt een titel. Andere stukken
zijn dansen: contradans, menuet, allemande, gigue, quadrille, rondeau,
paspied, rigaudon, redoute, cotillon. Daarnaast zijn er ook nog marchen,
airs en romances. Franse melodieën Teruggevonden 'Franse' melodieën zijn onder meer: Du haut en bas (nr. 85 = Capelle 1816, nr. 155); Jupiter un jour en fureur (nr. 140 = Capelle 1816, nr. 297); Menuet d'Exaudet (nr. 141 = Capelle 1816, nr. 752); Sentir avec ardeur (nr. 142 = Capelle 1816, nr. 529); Un soldat sous un coup funeste (nr. 178 = Capelle 1816, nr. 604). Gebrekkige spelling Sommige titeltjes in het handschrift zijn gebrekkig gespeld: Madelod angloise (nr. 170) = 'Le matelot anglais' (bij Aubat nr. 1 een andere melodie); Malesincken (nr. 186) = 'Malle Symen' (Lat. simia) of 'dwaze aap' (variante bij Veldhuyzen 1972, nr. 156); coteljon = cotillon, een Franse gezelschapsdans, komt tweemaal voor: Coteljon de Paris (nr. 160) en Ma commère quand je danse (nr. 84 = Capelle 1816, nr. 381) dat vervolgt met de woorden 'mon cotillon va-t-il bien?' Dansvormen Wat de dansvormen betreft, inzonderheid de contradans (noot 4) die vanuit Frankrijk werd geïmporteerd, bieden bronnen als Aubat, Trappeniers en Echo naast de melodieën eveneens een beschrijving van de dansfiguren. Maar ook hier duiken melodieën op die onderling sterk van elkaar verschillen. Gaven de samenstellers van die dansboekjes de in omloop gebrachte dansmelodieën wel getrouw weer, of voorzagen ze de bestaande dansschema's van nieuwe melodieën 'à la manière de'? Opvallend in die zin zijn bv. de contradansen La Christine (nr. 45; muziekvoorbeeld 4) en Le Rossignol (nr. 74) die we ook bij Aubat (resp. de nrs. 9 en 20) en in 'L'Echo' (Van Aelbrouck 1986, 60 = Le Rossignol) aantreffen, weliswaar met dezelfde titel, maar telkens met een andere melodie (noot 5). La Bibi (nr. 35) daarentegen volgt de versie van Aubat (nr. 5). Ook de melodie van het Vlaamse liedje Spaensche zeep (nr. 183) wijkt af met die van de 'Oude en nieuwe Hollantse boerenlieties' (Veldhuyzen 1972, nr. 889). Die van het Cruys kapelleken (nr. 217) loopt dan grotendeels gelijk met die uit het beiaardboek van Joannes de Gruytters van 1746 (De Gruytters 1971, p. 12; Haegelant 1995, nr. D14). Specifieke beiaardmuziek Tussendoor staat er een specifiek voor de beiaard gecomponeerd Allegro in G (nr. 181) van Matthias Vanden Gheyn. Ridder Van Elewyck signaleerde het in zijn biografie over de Leuvense beiaardier en nam het op in zijn (eerste) grote Vanden Gheyn-anthologie die hij in 1862 in de bibliotheek van het Muziekconservatorium van Brussel deponeerde (Fugues 1862, p. 48-49). In dat handschrift staat bij het stuk (3/4 i.p.v. 3/8 maat) de verwijzing n° 25 du cat. (Van Elewyck 1862, p. 50) en de aantekening: 'Le morceau suivant remplace la 5me sonate qui manque dans le cahier de M. Deprins. Je l'ai extrait d'un deuxième cahier appartenant au même organiste [= Pierre De Prins]. - Il est cité sous le nom de Mathias Vanden Gheyn. - (Pour carillon).' Het 'deuxième cahier' is dus het De Prins-handschrift dat Van Elewyck vòòr 1862 consulteerde. Kunstmuziek De kunstmuziek is vrij zeldzaam vertegenwoordigd in het De Prins-handschrift. Een notoire uitzondering is Le Van den Geule (nr. 127), dat Couperins rondo voor klavecimbel Les Vendangeuses is. Dit stuk moet bijzonder populair geweest zijn: het komt onder meer voor in het beiaardboek van Joannes De Gruytters (nr. 188), het beiaardboek van André Dupont (nr. 288) en het momenteel onvindbare versteekboek van Jan Jozef De Decker uit Diest. Muzikale vrijheden van de volksmuziek Al die verschillen zijn inherent aan volkse vocale en instrumentale muziek die overwegend in een orale traditie voortleeft. Naargelang van de muzikale geest van de tijd, de smaak van het publiek en de kennis van de vertolker werden melodieën ingekort of uitgebreid (noot 6) en aan de speltechnische mogelijkheden van een instrument - in dit geval de beiaard - aangepast. De muziekvoorbeelden tonen aan dat de basisstructuur van de melodie spectaculaire veranderingen kan ondergaan. Ook de toonaarden verschillen vaak. Eerder zelden zien we variaties in de maatsoort of het ritme, zoals in Coucou (muziekvoorbeeld 5). Dat staat in schril contrast met de klassieke muziek waarin de veelal met naam genoemde componist zijn muzikale ideeën nauwgezet op papier vastlegt. Zijn notenbeeld blijft dus onveranderd, ongeacht de interpretatie van de vertolker. Besluit Het De Prins-handschrift betekent een gevoelige verrijking van het beperkte repertoire van 18de-eeuwse beiaardmuziek. Vanuit zuiver muzikaal standpunt staat het boek van De Prins niet op dezelfde hoogte als de beiaardmuziek pur sang van Matthias Vanden Gheyn en de Leuvense beiaardhandschriften van Sint-Pieter. De meeste stukken zijn eenvoudig en wortelen veeleer in de volkscultuur dan in de kunstmuziek. Toch zullen beiaardiers het boek verwelkomen als een interessante aanvulling in hun repertoire. Haast alle nummers in het handschrift zijn, soms met lichte aanpassingen, speelbaar op beiaard. Bovendien zal iedereen die met volksmuziek bezig is, in dit document een schat van nieuwe gegevens vinden ten behoeve van de wetenschap én de muzikale praktijk. Ondertussen loopt het concordantieonderzoek verder. Een aantal muzikale vragen blijft voorlopig immers nog onbeantwoord. Naarmate het onderzoek vordert, zullen nieuwe vondsten worden gerapporteerd. |
||
organisatie | informatie | concertkalender | publicaties | contact | home |